478 15 December 1804. De heeren Bloemarts en Reigersman ondersteunen dit voorstel; wordende dooi' den heer Reigersman er bij gevoegd, dat dan zal blijken, of er al dan niet eene fout is geweest in de constructie, ter beoordeeling ten wiens laste de kosten moeten gebracht worden. De heer Lijdsman meent dat het wel voor een leek te zien was dat de toestand te wenschen overliet. Spreker komt de zwaarte van den muur te licht voor. De cokes toren komt te hoog boven den grond uit, om het te kunnen houden als er vorst komt. Verder doet spreker eenige technische verbeteringen kennen en meent als er geen verandering in den toestand gebracht wordt, deze on voldoende zal blijven. De vooizitter zegt, dat er verandering zal komen en ook een verklikker zal worden aangebracht. Spreker zet de werking der inrichting uiteen en noemt enkele plaatsen, alwaar eene zelfde inrichting reeds geruimen tijd goed werkt Overigens moet spreker verklaren, dat de aanleiding van het ongeval nog niet met volkomen juistheid bekend is. De heer Bloemarts herinnert aan het voorstel van den heer Van Dam. Langs den door dien spreker aanbevolen weg kan alle licht verkregen worden en dan kan ook het bezwaar van den heer Lijdsman weder ter sprake komen. De heer Lijdsman wil gaarne het rapport afwachten, maar meent dat in de allereerste plaats het werk goed en vertrouwbaar moet zijn en niet de verandering zich bepalen moet tot enkel een verklikker. Verder wordt deze zaak niet besproken. De voorzitter sluit de vergadering. De secretaris A. R. VERMEULEN. De voorzitter, En. GUL,IE.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1894 | | pagina 478