10 Maart 1894. S3 h. dato 1 Maart 1894, G, n° 48, 2de afd., 3de bureau, tot goedkeuring der afschrijving in de begrooting voor 1893, van art. 1, hoofdstuk VIII (onvoorziene uitgaven) eener som van 200, en overschrijving dier som op art. 8afd. IIhoofdstuk VI (kosten van het Stedelijk Ziekenhuis). Op voorstel des voorzitters wordt besloten, voor melde besluiten aan te nemen voor kennisgeving en verder ter uitvoering te verzenden aan burge meester en wethouders. 2. Voorstel van de commissie van beheer van het Stedelijk Ziekenhuis alhier tot toekenning eener gratificatie, te bepalen voor 1893 op tien gulden, aan J. Jobse, con cierge in bedoeld gesticht, en zulks op grond van het overbrengen van besmettelijke zieken, welk werk niet tot zijne gewone diensten behoort. Uit de toelichting door den voorzitter van dit voorstel, neemt de heer Teychiné aanleiding voor te stellen, om, als de bewezen diensten door Jobse zóó groot zijn, hem in plaats van ƒ10.ƒ25toe te kennen. Verschillende leden ondersteunen dit voorstel dat, nadat de voorzitter den heer Sassen, op diens betrekkelijke vraagheeft geantwoorddat Jobse, bij het afhalen van zieken, belast is met de kwade gevallen, zonder hoofdelijke stemming wordt aangenomen. 3. Adres van C. M. Wouters, wonende alhier, dato 21 Februari 1894, daarbij te kennen gevende, dat hij huurder is van den keldergelegen achter het huis »'t Liggend Hert'', welke kelder eigendom is van de ge meente Breda; dat hij wegens hoogen leeftyd geen handel meer drijft, weshalve adressant verzoekt hem van de nog loopende huur van genoemden kelder tè ontslaan,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1894 | | pagina 53