10 Maart 1894.
55
Raad in overweging met het oog op den spoed dien de
zaak eischt en de alsnog te vervullen formaliteiten, zoo
mogelijk, nog heden eene beslissing te nemen.
De heer Sassen vraagt, of de bewuste gang kan gemist
worden.
Waarop de voorzitter antwoordt, dat het belang van de
gemeente juist gelegen is in het verdwijnen van die gang,
die als brandgang nutteloos geworden is en enkel dient
om water te halen.
Nadien wordt zonder hoofdelijke omvraag tot
de voorgestelde ruiling van grond besloten,
met verklaring, dat de door de gemeente afgestane
grond niet meer voor den openbaren dienst bestemd is.
Voormeld besluit berust op de volgende overeenkomst:
sTusschen de ondergeteekenden, Eduard Hendrik.
sAntonius Guljé, burgemeester der gemeente Bredaen
sAntonius Roelandus Vermeulen, secretaris dier ge-
»meente, als vertegenwoordigende het college van burge-
s meester en wethouders, namens die gemeente handelende
ster uitvoering van het besluit van den gemeenteraad van
sden 10. Maart 1894, hetwelk is goedgekeurd bij besluit
svan de Gedeputeerde Staten der provincie Noord-Brabant
svan den1894, ter eene zijde; en
sMevrouw Adriana Verheijden, weduwe van Jose-
spiius Jacobus de Fraiture, wonende te Breda, eigenares
svan de gebouwen en erven, aan de noordzijde van de
sstraat, genaamd ïde Achteroms, kadastraal bekend sectie
»A, n°. 1488, contractante ter andere zijde, zijn overeen-
sgekomen als volgt:
Artikel 1.
»De contractante ter andere zijde staat aan de contrac-
stanten ter eene zijde in eigendom af, welke laatste verklaren