10 Maart 1894 61 «Meermalen echter geeft de Vischmarkt eenige handelsbe- «drijvigheid te aanschouwen, welke dan ook niet belet wordt. «Met deze gegevens voor oogen zal worden ingezien, «dat het niet mogelijk is, gelijk adressanten verzoeken, te «bepalen, dat de markt op Goeden Vrijdag een dag vroe- «ger of later zal gesteld worden. Immers alle werkdagen «kunnen tot een marktdag gemaakt worden, zoodat de «kooplieden dien naar eigen keuze kunnen verschikken. «Het staatsgezag gewaagt, waar dit te pas komt steeds «enkel van Zon- en algemeen erkende Feestdagen, en dit «beginsel wordt allerwege in het oog gehouden, ook in «deze gemeente, en daarom meenen wijdat de burgerlijke «overheid alhier geen regelen moet stellen met betrekking «tot de godsdienstige viering van den Goeden Vrijdag, «evenmin als dit plaats heeft ten opzichte van andere «kerkelijke feestdagen. «Begaf het plaatselijk gezag zich op dien weghet zou «wellicht een doornig pad opgaan, hoe hoog het den «Godsdienst moge stellen. Door het verbieden der handels svrijheid op Goeden Vrijdag, wanneer het in den regel «een drukke marktdag is, als zijnde de laatste vóór «Paschen zouden bovendien veler belangen geschaad wor- sden, wat in den veelbewogen economischen toestand van «onzen tijd even bedenkelijk als gevaarlijk geacht wordt. «Leidt de godsdienstzin er toe, dat verkoopers noch «koopers op Goeden Vrijdag ter markt komende overheid «der gemeente zal dit eerbiedigen. Aanhenalzoo de vrijwil- «lige oplossing van het vraagstuk. En zou het gezag zich ge sroepen achten om Goeden Vrijdag te maken tot een rust- en «bededag; een dag, waarop alle handel en bedrijf stilstaat «dandunkt ons zou dit, op het voetspoor van de Zondags- «wet, moeten uitgaan van het staatsgezag, opdat het niet mo- «gelijk zou kunnen zijn, dat als in deze gemeente het «houden van markt verboden werd, zoodanige markt zou «gehouden worden eene schrede over de grens der gemeente. «Summa summarum is onze zienswijzevrijmoedig doch «met leedwezen blootgelegddat het den Raad niet mo-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1894 | | pagina 61