•10 Maart 1894. 63 «Moest bij de beantwoording van de door Uw college »in de tweede plaats gestelde vraag: Welke dag is, bij «verplaatsing de gewenschte, de dag vóór of den dag «na den Goeden Vrijdag alleen het handelsbelang gelden, »dan zou onze Kamer als hare meening moeten te kennen «geven, dat de dag vóór Goeden Vrijdag haar tot het «houden van marktdag geschikter toeschijnt dan de Zater- «dag vóór Paschen. Maar waar die vraag haar oorsprong «vindt in het adres van den kerkeraad der Nederduitsche «Hervormde gemeente alhier, die besloten heeft den Goeden «Vrijdag voortaan godsdienstig en kerkelijk te vieren en «tevens als een christelijken rustdag te beschouwen en y>om die reden verzoekt het houden der gewone markt op «dien dag niet te doen plaats hebben en alzoo een dag «vroeger of later te stellen, daar past het, óók op de «beteekenis van den dag vóór en den dag nil den Goeden «Vrijdag te letten. En dan behoort er op gewezen, dat «de dag vóór Goeden Vrijdag, met name Witte Donderdag, «door de overgroote meerderheid der Bredasche bevolking, «véél meer dan Goede Vrijdag, godsdienstig en kerkelijk gevierd wordt. «Bij deze overweging mag onze Kamer niet adviseeren «den marktdag van Goeden Vrijdag op Witten Donderdag «te stellen. «De dag na Goeden Vrijdag daarentegen is de Sabbath «der Israëlieten, op wier Zondag hier ter stede nooit markt «werd gehouden en die, bij verplaatsing van den markt- «dag op hun feestdag, niet onwaarschijnlijk zich hiertegen «zullen verzetten. «Op de derde door Uw college gestelde vraag: Hoe «denkt de Kamer er over, om in de Goede Week slechts «één marktdag te houden, te weten op Dinsdag? moet «onze Kamer als haar oordeel uitspreken dat van een «handelsoogpunt beschouwd, het opheffen van een «marktdag in de Goede Week geen aanbeveling verdient. «Niet enkel wijl de tegenwoordige ongunstige tijdsom- «standigheden geen belemmering in het handelsverkeer

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1894 | | pagina 63