10 Maart 1894.
«gedoogen, maar buitendien, omdat het door adressanten
«beoogde doel toch in geen geval volkomen zoude kunnen
worden bereikt. Inderdaad hoe zeer men ook zoude
«wenschen aan het verzoek van adressanten tegemoet te
«komen, zoude het niet mogelijk wezen de voerlieden met
»hunne vrachtkarren van onze Vrijdagsche markt te weren
«terwijl ook de Graanbeurs in de koffiehuizen niet kan
«worden verboden en het tevens, vooral op Goeden Vrijdag,
«al heel bezwaarlijk zoude zijn, den verkoop van visch
«op onze Vischmarkt te beletten.
«Op bovengemelde gronden meent de Kamer tot de
«inwilliging van het verzoek niet te mogen adviseeren.
y>De Kamer van Koophandel en Fabrieken te Breda
»B. VAN DONGEN, loco-voorzitter.
»M. VAN DAM, secretaris
De heer Reigersman zegt, dat hoe .vel velen zouden
wenschen, dat de Goede Vrijdag, als grooten en ernstigen
gedenkdag, voor het vervolg als Zondag gevierd en als
rustdag aangenomen werd, hij echter, na kennis te hebben
genomen van het prae-advies, gelooft, dat de markt op
dien dag zal blijven voortbestaan. Dit aannemende,
wenscht spreker voor te stellenniet te stemmen over het
adresmaar het hoofd der politie te verzoekenom maat
regelen te nemen, die de stilte op den meergenoemden
dag rond het kerkgebouw der Hervormde gemeente tus-
schen tien tot half twaalf uur des voormiddags waarbor
gen, opdat bij de beschikking op het adres de geruststel -
lende mededeeling kunne gevoegd worden, dat de rustin
het kerkgebouw niet van buiten af zal verstoord worden.
De heer Sciieltus verklaart geheel in te stemmen met
het gesprokene door den heer Reigersman, met wien
spreker zegt daaromtrent overleg te hebben gehouden.