31 Maart 1894.
77
2. Benoeming van een lid en een plaatsvervangend lid
in de commissie, bedoeld bij art. 19 der wet tot heffing
eener belasting op bedrijfs- en andere inkomsten.
Wordt overgegaan tot stemming van een lid.
De voorzitter verzoekt de heeren Van Aicen en Rom-
bouts als stemopnemers te willen fungeeren.
Er worden uitgebracht 16 stemmen. De heeren Heij-
laerts en Matron waren nog niet tegenwoordig.
Van voormeld getal stemmen verkrijgen de heeren
J. J. L. Teychiné 14
Mr. W. Ingenhousz 1
en A. J. A. Verschraage 1,
zoodat met volstrekte meerderheid van stemmen
tot lid van de voorbedoelde commissie gekozen
is de heer J. J. L. Teychiné.
De voorzitter vraagt den heer Teychiné, of deze de
benoeming aanneemt.
Na een bevestigend antwoord ontvangen te hebben,
wenscht de voorzitter den heer Teychiné in enkele
woorden geluk met zijne benoeming.
Wordt overgegaan tot stemming voor een plaatsvervan
gend lid.
Weder worden 16 stemmen uitgebracht, waarvan verkrij
gen de heeren J. P. A. J. Rosu 14 en mr. W. IngenHousz 2,
zoodat met volstrekte meerderheid van stemmen
tot plaatsvervangend lid van meergenoemde
commissie de heer J. P. A. J. Rosu gekozen is.
3a. Missive van burgemeester en wethouders van Breda,
dato 22 Maart 1894, n°. 279, daarbij wegens het, op zijn
verzoek, verleend eervol ontslag aan den heer mr. L.
IngenHousz als lid van het burgerlijk armbestuur dezer
gemeente, aanbevelende de heeren: