31 Maart 1894. vroegtijdig in bezit te hebben. Spreker is vóór het behoud van art. 27gelijk dat is voorgedragen door burgemeester en wethoudersen geeft in overweging een proef te nemen naar het voorbeeld van andere gemeenten. De heer Oukoop nader detailleerende den arbeid aan de notulen verbonden, houdt zijn bovenontwikkeid gevoelen staande en meent wel te mogen zeggendat men dan elders wonderen kan verrichten. De heer Teychiné ondersteunt de zienswijze van den heer Oukoop. Ook naar spreker's meening hebben niet goedgekeurde notulen geen waarde. De heer Van Aken verklaart dezelfde meening te zijn toegedaan. Dat men in Nijmegen een stenograaf laat komen uit Den Haagvindt spreker eene kostbare zaak. 't Groote bezwaar meent de heer Sassen is gelegen in het voorlezen der notulen. Maar zegt spreker laten die dan te voren ter inzage gelegd worden. Al moge het wenschelijk zijn dat de leden eerder in het bezit wer den gesteld van de gedrukte notulen, zooals het nu gaat, marcheert de zaak uitstekend. De voorzitter herleest het voorstel van den heer Oukoop. De heer Sassen wenscht voor te stellen de beslissing aan te houden, als zijnde het onderwerp vrij ingewikkeld. Mocht daartegen bezwaar bestaandan stelt hijin verband met artikel 8, voor, om de notulen minsten drie dagen voor de eerstvolgende vergadering ter secretarie ter inzage neder te leggen. De heer Van Aken wenscht in het voorstel van den heer Oukoop te doen vervallen de woorden»zoo noodig ter zijde gestaan door een ambtenaar der secretarie." Het werk zegt spreker moet blijven berusten in handen van den secretaris.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1894 | | pagina 93