94
31 Maart 1894.
De heer Rombouts zai zich genoopt zien tegen het
voorstel van den heer Oukoop te stemmen, doch mocht
dit worden aangenomendan wil hij wel verklarendat
hij het behoud der door den heer Van Aken genoemde
woorden zeer noodzakelijk acht. Eerst zegt spreker
moet de secretaris de notulen opmaken en dan de besluiten
uitvoeren dat is een tweevoudig werk, in het eene
waarvan hij wel terzijde mag gestaan worden.
De heer Van Dam heeft bezwaar daartegen, als het in
de bedoeling zou liggen een nieuw ambt te creëeren en te
subsidieeren. De secretaris kan over de ambtenaren der
secretarie beschikken en dit moet voldoende zijn.
De heer Oukoop dankt den heer Van Dam voor den
hem verleenden steun, doch moet dien spreker doen op
merken dat in het voorstel enkel sprake is van een amb
tenaar der secretarie.
De voorzitter is niet verzekerd, dat de te verleenen
dienst geheel kosteloos zal kunnen zijn.
Daarom juist meent de heer Van Dam verdient
het voorstel van den heer Oukoop, om het werk op te
dragen aan een ambtenaar der secretarie, aanbeveling.
De heer Oukoop becijfert, dat als met het werk iemand
zou belast worden buiten de secretarie, de kosten hooger
zullen komen dan f 300.
De heer Heijlaerts is het eens met het gevoelen van
de beide laatste sprekers, 't Geldt de redactie van de
notulen, wat niet door twee personen kan geschieden,
doch voor welke, wanneer bijstand noodig is, het best is
een ambtenaar der secretarie te nemen.
De voorzitter geeft in overweging om het voorstel van
den heer Oukoop betrekkelijk art. 27 in stemming te brengen.