98
31 Maart 1894.
Nadat de teekening bezichtigd en bijzonderlijk door den
heer Lijdsman is toegelicht, vraagt de heer Van Dongen,
of, met het oog op de kosten van opbouwen en afbreken,
de tent niet gedurende den zomer voortdurend op ééne
plaats kon blijven staan.
De voorzitter doet opmerkendat de kiosk is eene ver
plaatsbare en zij als zoodanig hare bestemming heeft.
Heeft Breda vraagt de heer Sassen nooit eene
eigen muziektent gehad?
De voorzitter beantwoordt die vraag ontkennend.
De heer Scheltus vraagt, of de tent niet van zijplanken
wordt voorzien, tot keering van den wind.
De voorzitter antwoordt ontkennend, omdat de wande
laars van alle zijden van de muziek moeten kunnen genieten.
De heer Scheltus zou ook gaarne vernemen, of een
orkestdirecteur, bv. de heer Stenz, over het plan geraad
pleegd is.
Enkel antwoordt de voorzitter is geraadpleegd
de heer Kriens over de afmeting
De heer Teychiné beveelt aan, de tent bv. op de
Groote-Markt eene vaste standplaats te geven gedurende
den zomer. Het dikwerf opslaan en afbreken van de tent
zegt spreker zal haar ongetwijfeld veel doen lijden.
De heer Van Aken ondersteunt de zienswijze van den
heer Teychiné, ook op grond van hetgeen elders door
hem gezien is.
De heer Van Dam oppert de vraag, of de Raad wel
bevoegd is ten deze te beslissen,