13 Januari 1894. 9 bij den Raad berustspreker aan de in deze ver gadering aanwezige leden van het burgerlijk armbestuur wenscht te vragen, of het armbestuur ook getracht heeft de administratieve bekwaamheden der beide opgegeven candidaten na te gaanenzoo jaaan wie van hen de voorkeur is toegekend De voorzitter brengt bezwaar in het middendat het eene lid het andere interpelleert. Bovendien leidt de vraag tot de bespreking van personenwaarom spreker in overweging geeft te besluiten tot schorsing der verga dering, ten einde de besprekingen in besloten zitting te houden. De heer Scheltus heeft daartegen geen bedenking maar wenscht dan ook te voren te weten, of de leden genegen zullen zijn hem op zijne gestelde vraag te ant woorden. De heer Van Dam doet opmerkendat elk lid in deze vergadering gezeten is als raadslid en niet in eenige andere hoedanigheid. Ook met het oog op de wet en de toekomst heeft spreker bezwaar te gemoet te komen aan het ver langen van den heer Scheltus. De voorzitter is mede van oordeeldat het recht niet bestaat tot het stellen eener vraag, als door den heer Scheltus geschied is. De heer Heijlaerts geeft in overweging de benoeming aan te houden tot de volgende vergadering. Daarmede toont de heer Bloemarts het niet eens te zijn. Z. i. is er genoegzaam gelegenheid geweest naar de candidaten te informeeren. Iets anders is zegt spreker de vraag van den Scheltus als de betrokken leden daarop zouden willen antwoorden. De heer Matiion vereenigt zich met de zienswijze van den heer Van Dam. De besproken vraag mag niet gedaan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1894 | | pagina 9