101
2 April 1895.
In dien tijd reeds was het zijne opvatting dat de eisch
van stel- en meetkunde voor jongens van zoo jeugdigen
leeftijd te hoog was. Spreker verklaart het denkbeeld
door den heer Rombouts ontwikkeldte omhelzen en in
dien zin zich te vereenigen met het voorstel van den heer
Reigersman.
Ook de heer Matiion zegt meê te gaan met dat voor
stel. Spreker wenscht echter er op te wijzen dat, wanneer
het voorstel van den heer Reigersman wordt aangenomen,
ook bij het lager onderwijs de stel- en meetkunde moet
vervallen, wat dan tevens een voordeel- zal zijn voor de
jongens, die aan het gymnasium wenschen te worden
toegelaten. Spreker meent dat de tijd, voor stel- en meet
kunde vereischt, beter kan besteed worden, en het meer
gewenscht is voor jongens van 12 a 13 jarigen leeftijd,
dat zij bedreven zijn in de Fransche taal, de Nederlandsche
taal, het rekenen, enz. dan dat zij al die opgeschroefde
kennis bezitten.
De voorzitter verklaart de zaak ook allerzijds bezien te
hebben en de overtuiging in zich om te dragen dat het
onderwijs aan de hoogere burgerschool goed is. Aan de
vruchten toch kent men den boom zegt spreker
en als feit kan hij mededeelen dat sinds 20 jaren niet
één bij het eindexamen niet slaagde. Wanneer stel- en
meetkunde wordt weggenomen, dan zal de strooming
naar de H. B. S. sterker worden. Bij de overgangsexamens
zullen meerderen blijven zitten en de eerste klasse zal
worden eene klasse van voorbereiding. Men verlieze ook
niet uit het oog, dat Breda niet heeft eene rijks- maar
eene gemeentelijke hoogere burgerschool en er van de 100
leerlingen maar 60 uit Breda zijn. Niet acht spreker de
gemeente geroepen ten behoeve van al die buiten-leer
lingen drie lokalen bij te bouwen en drie leeraren meer
aan te stellen. Breda heeft niet te zorgennoch de
kosten te dragen voor het onderwijs van jongens, komende
uit Ginneken, 'Beteringen en andere gemeenten. Spreker
moet dan ook ontraden op het voorstel in te gaan.
8