20 April 1895. Tegenwoordig de heeren: B. C. VAN DONGEN, J. A. J. W. VAN HAL, mr. A. REIGERSMAN, J. J. L. TEYCHINÉW. G. H. ROMBOUTS, K. G. OUKOOP, J. A. VAN AKEN, J. E. VREEDE, F. J. M. HEIJLAERTS, mr. M. VAN DAM, mr. P. BLOEMARTS, A. P. SCHELTUS, H. A. SASSEN, J. LIJDSMAN, mr. Th. MATHON, A. J. A. VERSCHRAAGE en E. H, A. GULJÉ, burgemeester, voorzitter. Afwezig de heeren: J. J. NELISSEN en mr. W. INGEN- HOUSZ. De voorzitter, de vergadering geopend hebbende, zegt, dat, naar aanleiding van artikel 8 van het reglement van orde voor den gemeenteraad, de notulen van het verhan delde in de vergadering van den 2. April 1895 ter inzage voor de leden hebben gelegen, en vraagt, of iemand der leden alsnog voorlezing daarvan verlangt. Dit niet het geval zijnde, worden de notulen der voormelde vergadering goedgekeurd en vast gesteld. Vervolgens stelt de voorzitter aan de orde: A. Ingekomen stukken. 1. Missive van den heer II. Berndes, directeur der gemeente-reiniging alhier, dato 9 April 1895, daarbij dank betuigende voor de hem over het jaar 1894 toegekende gratificatie van twee honderd gulden, onder verzekering, 10

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1895 | | pagina 125