428 20 April 4895. De voorzitter stelt voor aan beide heeren eervol ontslag te verleenen als leden van de commissie van toezicht op het middelbaar onderwijs alhier, onder dankbetuiging voor de vele en goede diensten in die hoedanigheid aan de gemeente Breda bewezen. Zonder bedenking vereenigt zich de Raad met dat voorstel. De heer Van Dam wenscht te vragen of burgemeester en wethouders niet in de gelegenheid zouden zijn de financieele gevolgen te doen kennen, welke het in de vorige raadszitting genomen besluit met betrekking tot de hoogere burgerschool voor de gemeente hebben zal, zoo wel ten aanzien van het gebouw als van het getal leeraren. De voorzitter verklaart thans die vraag niet te kunnen beantwoorden, maar haar tegen eene volgende vergadering te zullen in overweging nemen. 5. Brief van de commissie voor de ambachtsschool te Breda, dato 28 Maart 4895, N°. 417, luidende als volgt: «Het sedert de oprichting der ambachtsschool telken jare «toenemend aantal leerlingen maakte het noodzakelijk meer «ruimte en ook meer lokalen voor het practisch onderwijs «te hebben. «Zooals uit de verschillende jaarverslagen der ambachts- school valt op te merken, is hierin binnen de muren van «het gebouw der werkplaatsennaar gelang der behoeften, «voorzien kunnen worden, gedeeltelijk door het leggen «van balklagen met vloeren, waardoor bovenlokalen voor «de meubelmakers en schilders werden verkregengedeel- «telijk ook door verschikking der lokalen en het bouwen «van eene houtloods op de binnenplaats, waardoor het «mogelijk werd de voorraadmaterialen uit het gebouw naar «die loods over te brengen. «De kosten van die voorzieningen zijn uit de sommen «voor instandhouding der school bestreden kunnen worden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1895 | | pagina 128