20 April 1895. 129 «en zelfs zijn eenige jaren min of meer belangrijke restanten «belegd en alzoo bij het kapitaal gevoegd kunnen worden. »Intusschen is het vorige jaar gebleken, dat er groote «behoefte bestaat aan eene betere werkplaats voor de schil- »ders. Niet alleen dat de tegenwoordige te klein is, doch «ook de nabijheid der smederij maakt ze ten deele onge- «schikt wegens het stof, komende uit de smederij. «Herhaalde malen beeft dit onderwerp een punt van «behandeling in onze vergaderingen uitgemaakt en is ons «het meest wenschelijk voorgekomen eene zelfstandige «schilderswerkplaatsop de binnenplaats der inrichting, «te bouwen, «De kosten daarvan zijn geraamd op f 1500,waar- onder niet zijn begrepen die gedeelten, welke door de «leerlingen der school zelf verricht kunnen worden. «Het zal wel geen betoog behoeven, dat dergelijke uit- «gaven niet uit de toegestane som, voor instandhouding «der inrichting, bestreden kunnen worden en wij derhalve «naar andere middelen hebben moeten uitzien. «Op de gemeente-begrooting voor het dienstjaar 1895 «komt, onder hoofdstuk VII, art. 14, der uitgaven, een «post voor, groot ƒ1261,055, als belegging door aankoop «van inschrijvingen op het Grootboek der Nederlandsche «schuld. Deze som is, blijkens de memorie van toelichting «der begrooting, het goed slot der rekening 1893 van het «legaat dr. Van Cooth. «Deze som wenschen wij bestemd te zien voor den bouw «der bovengenoemde werkplaats en het alsdan te kort «komende te dekken uit de gewone toegestane som. «Daardoor wordt niet te kort gedaan aan de bepalingen «van het testament, hetwelk voorschrijft dat eene som «van f 230000,behouden moet blijven voor insland- «houding der ambachtsschool. Integendeel deze som is «door gedurige belegging der restanten merkelijk vergroot «geworden. «Wij geven U daarom in overweging den gemeenteraad «voor te stellen de som van /*1261,05s van hoofdstuk VII,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1895 | | pagina 129