20 April 1895.
133
De Raad ondersteunt dit voorstel.
De voorzitter, na, staande de vergadering, het gevoelen
daaromtrent van heeren wethouders te hebben ingewonnen,
zegt, dat het dagelijksch bestuur bereid is aan den wensch
van den Raad te gemoet te komenwordende het getal
der aan te bevelen candidaten bepaald op vijf.
10. Adres van den heer L. J. F. E. von Ende, gepens.
kapt. der inf. van het O.-I. leger, dato 2 April 1895,
luidende als volgt:
Aan
de EdelAchtbare heeren voorzitter en leden van den
gemeenteraad te Breda.
sin de maand November 18Ö3 had ik de eer UEdel-
Achtbaren aan te bieden een verzoekschriftvergezeld van
seene memorie van ernstige klachten aangaande de ge-
smeentelijke hoogere burgerschooltot heden heb ik
«daarop geene beschikking ontvangen, evenmin ook kan
sik eenige verandering ten goede in de wijze van optreden
sen het onderwijs van den directeur enz. constateeren.
sTerecht gaf Uw Raad mijne bescheiden in handen van
»de betrokken plaatselijke commissie van toezicht op het
«onderwijs tot het dienen van advies en consideratie.
sHaar antwoord voor zoover ik dat uit de dagbladen
sheb kunnen nagaan bevredigde mij geenszins, daar
sik als aanklager onbegrijpelijker wijze in het geheel niet
sben gehoord geworden.
sledereen had verwacht, dat de commissie van toezicht,
swie mijne aanklacht niet aangenaam zal zijn geweest,
shomogeen haar mandaat te Uwer beschikking zou hebben
sneergelegd, te meer, omdat bijna alle hare leden, aan het
smodern schoolonderwijs ontwassen, door gevorderden leef-
stijd of wel veelvuldige ambts- en beroepsbezigheden hunne
sernstige verplichtingen niet naar eisch konden vervullen.
«Ieder belanghebbende had ook verwacht, dat UEdel-
sAchtbaren, na lezing van het advies dier commissie, die,