134 20 April 1895. s mijns inziens, niet als onzijdig mocht worden aangemerkt, »een andere commissie van onpartijdige, onafhankelijke sen energieke personen zouden hebben benoemd, die, na smij gehoord te hebben, punt voor punt mijne klachten »verder zou hebben moeten onderzoeken. sMeerbedoelde commissie van toezicht heeft mijne klach- »ten als ongegrond en overdreven voorgesteldik heb »daarin voorloopig berust, om niet van animositeit tegen- sover den directeur der hoogere burgerschool, met wien sik slechts twee- of driemaal een kort mondeling onder- s li oud heb gehad, te worden beschuldigd en den verderen »gang van zaken af te wachtennu echter protesteer ik stegen het destijds door die commissie uitgebracht rapport, te smeer, daar ik nu meer dan vroegerverplicht ben te vallen sover den onhoudbaren, méér dan ergerlijken stand van s zaken aan de hoogere burgerschool. sik verklaar gaarne, dat, voor zoover mij bekend, de soverige leeraren met ijver en nauwgezetheid hunnen plicht svervullen; daarom te meer betreur ik het, dat men de sleiding der hoogere burgerschool niet in andere, betere shanden geeft. sin verdere beschouwingen zal ik niet treden, alleen sben ik zoo vrij Uw' EdelAchtbaren Raad eerbiedig te sverzoeken, alsnog een streng onderzoek geheel buiten sde commissie van toezicht om te willen doen instellen, sen, indien onverhoopt UEdelAchtbaren mochten ver- smeenen, geen termen te kunnen vinden om aan mijn sbillijk verzoek te voldoen, mij zulks schriftelijk te willen smededeelen onder terugzending der bijlagen van mijn séérstaangeboden request, ten einde mij in de gelegenheid ste stellen een beroep op hoogere autoriteiten te doen." Breda, den 2den April 1895. De gepens. kapitein der infanterie van het O.-I. leger, L. VON ENDE.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1895 | | pagina 134