20 April 1895,
135
De voorzitter zegt, dat het adres ter visie heeft gelegen
en bovendien door adressant reeds in de plaatselijke nieuws
bladen is bekend gemaakt, zoodat, naar hij meent, de
voorlezing ervan kan achterwege blijven. Vervolgens
brengt de voorzitter in herinneringdat in December
1893 het eerste adres van den heer Von En de werd
ontvangen, dat dit toen gezonden is aan de commissie
van toezicht op het middelbaar onderwijs alhier om rap
port, en dit rapport in 1894 is ingekomen, waarop iets
later een voorstel van den heer Reigersman wijziging in
de eischen voor het toelatingsexamen heeft ten gevolge
gehad. Thans zegt de voorzitter wendt zich adres
sant buiten de commissie om weer tot den Raad. Spreker
stelt voor afwijzend op het adres te beschikken en aan
adressant de vroeger overgelegde couranten terug te zenden.
De heer Mathon, vooropstellende dat de zaak rakende
de hoogere burgerschool als 't ware in de vorige zitting
afgehandeld is, geeft in overweging wel de stukken terug
te zendenmaar niet op het eerste gedeelte van het adres
te antwoorden en eenvoudig te dien aanzien over te gaan
tot de orde van den dag.
De heer Van Aicen vindt het adres scholastiek en ver-
eenigt zich met het voorstel van den heer Mathon.
De heer Bloemarts steunt het voorstel van den voor
zitter en verklaart dat het hem genoegen doet dat geen
notitie van het adres genomen wordt, waarin adressant
zich onbehoorlijk over de commissie uitlaat. Te vergeefs
heeft spreker naar het recht en den titel gezocht van
adressant, om in het publiek zijn oordeel over de com
missie uit te spreken. Zulk een oordeel kan enkel waarde
hebben, wanneer het van bevoegde zijde komt. De Raad
mag niet toelatendat een lichaam als de commissie van
toezicht op het middelbaar onderwijs alhier bejegend
wordt op de wijze als nu geschied is.