20 April 1895. 145
verkeerd gedaan heeft door een gedeelte van den grond
te verkoopen. Voor zich hoopt spreker dat hij 't niet
beleven zal dat een verbindingsweg door het Valkenberg,
gelijk de heer Heijlaerts in het oog heeft, gemaakt wordt.
De heer Teychiné zegt dat niet vergeten mag worden
dat door hem is voorgesteld een toegangsweg van ruim
10 M. te maken. Acht meter breedte van den grond blijft
dan tot verkoop over en de opbrengst daarvan is geschat
op f 9000. De zijvleugels zouden verhoogd worden. Spreker
gelooft niet dat het aanbrengen van plantsoen aldaar tot
verfraaiing zal bijdragen.
De heer Bloemarts meent dat het de bedoeling is om
het gebouw dadelijk af te breken. Daartoe, zegt spreker,
moet zich vooreerst alles bepalen, zonder dat iets beslist
worde omtrent de bestemming, die men aan den grond
geven zalhetzij om een deel daarvan te verkoopen of
niet. Tot het nemen van een besluit is eerst de tijd ge
komen wanneer men het open terrein voor zich ziet.
De heer Van Hal verklaart met genoegen de debatten
van heden aan te hooren en is het eens met de zienswijze
van den heer Bloemarts, dat thans enkel besloten worde
het rechtsgebouw te amoveeren en later worde uitgemaakt,
welke bestemming aan den grond zal gegeven worden.
Spreker twijfelt niet, of eene poging om uitstel te ver
krijgen tot het overbrengen van het gymnasium in een
meer geschikt gebouw zal wel gelukken. Burgemeester
en wethouders hebben gedaan wat ze kunnen.
De heer Teychiné verklaart met het voorstel van den
heer Bloemarts te kunnen meegaan.
De heer Reigersman handhaaft het door hem gedane
voorstel. Niets zegt spreker moet ter plaatse ver
kocht wordennu niet en ook niet als het gebouw zal
geamoveerd zijn. Men zou daar later berouw over ge
voelen.