148 '20 April 1895. De voorzitter meent dat niet aan den vorm moet worden vastgehouden en houdt eenige samenspreking met den heer Rombouts. De heer Van Aken zegt, dat burgemeester en wet houders hun voorstel maar moeten intrekken. De voorzitter trekt daarop, namens burgemeester en wethouders, het door hen gedaan voorstel in, en zegt dat zulks geschiedt in verband met het feitdat ook de heeren Teyciiiné en Lijdsman, alsmede de heer Reigersman, hunne primitieve voorstellen hebben ingetrokken. Daarop wordt overgegaan tot stemming, waarvan de uitslag is, dat het voorbedoeld voorstel wordt aangenomen met algemeene stemmen, uitgezonderd die van den heer Rombouts. Bij het uitbrengen zijner stem, verklaarde de heer Rombouts tegen te stemmen, omdat niet werd aangeduid welke bestemming aan den grond zal gegeven worden. 3. Voorstel van burgemeester en wethouders, met ad vies van de bouwcommissie, in zake de oprichting eener volksbadplaats. De voorzitter stelt dit punt aan de orde, en vraagt of iemand der leden daarover het woord verlangt. De heer Ouicoop,het woord nemende, zegt het volgende: «In de gemeenteraadszitting van Dinsdag 2 April j.l. »werd het rapport der bouwcommissie betreffende een inder tijd door burgemeester en wethouders ingediend en later «eenigszins gewijzigd plan met teekening en begrooting van «kosten eener volksbadplaats, uitgebracht bij monde van «het jongste lid dier commissie, den heer Sassen. «Aan haar z.g. rapport laat de bouwcommissie vooraf- «gaan eene lijdensgeschiedenis van sedert 10 Januari 1891 «achtereenvolgens in dezen Raad behandelde plannen van «zwem- en badinrichtingen, welke allenhet eene voor het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1895 | | pagina 148