20 April 1895. 149 «andere naafgekeurd en alzoo van de agenda ver- »d wenen zijn. «Toch ligt er van 26 Augustus 1893 af nog steeds voort- durend een rapport der bouwcommissie omtrent een plan »eener zwem- en badinrichting ter visie voor de raadsleden. «Maar waartoe nu eigenlijk in het rapport de mede- «deeling dier lijdensgeschiedenis dientverklaar ikronduit «niet de eer te hebben te begrijpen, daar al de daarin «opgenoemde plannen met het onderwerpelijke plan vol- «strekt niets gemeens hebben. En eene min aangename «herinnering, hoe soms hier de totstandkoming van vaak «gewenschte zaken ad calendus graecas kan verschoven «worden, past, onze geachte bouwcommissie houde mij «deze opmerking ten goede, niet in het kader van haar «rapport. «Ik zal dan ook die lijdensgeschiedenis als hebbende met »het onderwerpelijke plan eener volksvwplaats geen enkel «aanrakingspunt, maar stilzwijgend voorbijgaan en mij «liever bepalen tot de conclusie van het nu aan de orde «zijnde rapport der bouwcommissie, strekkende om het «door burgemeester en wethouders aangeboden plan niet te «doen uitvoeren,eene conclusie, welke mij, in waar- «heid, terdege verbaasd heeft, te meer nog omdat mij «nog kort geledendoor een lid van meergenoemde eom- «missie werd verzekerddat zoo er slechts eenige concessie «gedaan werddoor alsnog in het plan op te nemenhet «aanbrengen van enkele eenvoudige kleedhutjes en het «doen uitoefenen van wat meer toezicht dan was aangegeven, «het voorstel, dat al in principe de goedkeuring van den Raad «wegdroeg (zie notulen van 26 November 1894), ook zeker «door de bouwcommissie, aan welke de stukken ter beoordee- «ling zouden worden toegezondenzou worden geappuyeerd. y>Pour lesoin de la cause heb ik aan dien wenk voldaan «hoewel ik nog niet doordrongen was van de gebiedende «noodzakelijkheid dier accessoiren, enz. Het was op mijn «verzoek, dat burgemeester en wethouders het plan in den «aangeduiden zin wijzigden en het daarna, 26 Januarij.l., «opnieuw hier ter tafel brachten, waarop het, als zijnde 11*

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1895 | | pagina 149