152 20 April 1895. «hebben tegenwoordig meestal een badkamer aan huis of anders vinden ze die het geheele jaar doorin de twee «te dezer stede gevestigde en uitstekend ingerichte stoom- «wasch- en badinrichtingenterwijl de zwemlustigentegen «betrekkelijk geringe betaling, in de alhier bestaande «militaire zweminrichting worden toegelaten." De heer Sassen zal niet zoo breedvoerig de zaak be spreken als door den heer Oukoop geschied is, maar be grijpt niet, dat hij als jongste lid van de commissie, waarvan hij voorzitter is en in welke hoedanigheid 't rapport door hem is opgemaaktwordt aangesproken, 't Is niet de taak eener commissie meent spreker steeds te rapporteeren zooals zulks verlangd wordt, en in dit opzichtbegrijpt sprekerheeft het rapport bij den heer Oukoop teleurstelling gebaardmaar zoo iets zal meermalen kunnen gebeuren. Altijd kan er een tegen- advies komen. De commissie heeft gedaan wat zij als haar plicht beschouwde en heeft tegelijkertijd, te goedertrouw, een ander middel aan de hand gedaan om aan den wensch tegemoet te komen. Er zijn gewichtige bezwaren tegen liet ontworpen plan, dat, naar het schijnt, eenigszins ondoordacht door burgemeester en wethouders is overge nomen. De Boeimeer- en Marksingels zijn nette singels, alwaar men niet moet aankomen met de bewoners eene badplaats in 't gezicht te stellen. De perceelen aldaar zouden ongetwijfeld in waarde verminderen. Daarbij zullen de kosten veel meer bedragen dan begroot is. Met het maken toch eener schutting van aanmerkelijke hoogte voor de omliggende bewoners is geen rekening gehouden. Eene waschinrichting, alwaar vrouwen en meisjes wer ken, behoort niet het gezicht te hebben in eene badplaats. Ook is een afsluitdam niet in het plan opgenomen. Dat alles moet nog aan het rapport worden toegevoegd. De commissie heeft zich de vraag gesteldwaaraan be staat meer behoefte voor het volk aan zwemmen of aan baden En zij kwam eenparig tot het besluitdat moest voorzien worden in eene gelegenheid om te kunnen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1895 | | pagina 152