20 April 1895.
155
Van Hal, dat men geen gezicht heeft in de badplaats.
nemen dat de stroomsnelheid op de Weerijs grooter is,
maar ook ter plaatse is zij voldoende. Gevaar voor ver
zanding is mogelijk, maar of de bodem slijkeriger zou
worden, gelooft spreker niet.
Spreker verklaart met het project mêe te gaan, ook om
de politie in staat te stellen proces-verbaal op te maken tegen
hen, die in de openbare wateren zwemmen. En zou de plaats
blijken te klein te zijn, dan kan zij grooter gemaakt
worden. Bij den bestaanden afstand van de militaire
zweminrichting, zal ook geen bezwaar van den kant der
militairen ingebracht worden.
De heer Heijlaerts zegtreeds zoo lang lid van den
Baad te zijn en al wel sinds 20 jaarin plaats van 10
zooals de heer Rombouts aanvoerde van projecten
eener zweminrichting gehoord te hebben. En juist omdat
hij al zoolang getuige is geweest van plannen, die zonder
vrucht ter tafel zijn gekomen, wil hij nu gaarne mede
werken om de zaak te beëindigen. 'tVolk kruipt overal
in de openbare wateren tot aanstoot vooral van de dames.
Daar moet een eind aan komen. Spreker vereenigt zich
met het projectOuicoop. Niet langer moet getalmd
worden het ten uitvoer te brengen. En eischt het ver
betering welnudat die dan worde aangebracht.
De heer Teychiné is het met de sprekers eensdie
het gezondheids- en politiebelang in het licht stellen;
maar spreker zou toch burgemeester en wethouders, als
ook den heer Oukoop, wel in overweging willen geven,
alsnog hunne aandacht te wijden aan de strooming van
het water en een klein dammetje te leggendat nood
zakelijk is als gevolg van de bedding der rivier.
De heer Lijdsman bestrijdt de meening van den heer
Dat bezwaar zegt spreker is bepaaldelijk aan de
aangewezen plaats verbonden.
In dat geval zegt de heer Van Hal heeft de
architect mij onjuist voorgelicht. De militaire zwemkom