20 April 1895.
dat het gesticht zou onderworpen zijn aan het toezicht vari
het gemeentebestuur en nu kan de gemeente niet zeggen
Wij willen dien last niet aanvaarden.
Het gemeentebestuur herneemt de heer Van Dam
is niet de Raad, zich beroepende op art. 4 der armenwet.
Zoodanig bestuur zegt de voorzitter bestaat, naar
luid van art. 1 der gemeentewetuit een Raadeen
burgemeester en wethouders.
De heer Van Dam geeft in overweging deze quaestie
aan te houden tot de volgende vergadering.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De heer Heijlaerts verzoekt van burgemeester en
wethouders eenige inlichting te mogen ontvangen omtrent
het navolgende: In den laatsten tijd is de Tolbrug steeds
losgedraaid op de tijdstippen, dat het werkvolk van het
werk komt of zich daarheen begeeft. Nu zou spreker
wenschen te vragen, of de brug op bepaalde uren moet
geopend worden.
De voorzitter antwoordt, dat de Tolbrug aan het Rijk
behoort en ook ten koste van het Rijk bediend wordt.
Maar wat zou er aan te doen zijn vraagt de heer
Heijlaerts om in den bestaanden toestand verbetering
te krijgen?
Dat de belanghebbenden zich wenden tot den ingenieur
van den Waterstaat, antwoordt de voorzitter.
De heer Heijlaerts dankt den voorzitter voor de
gegeven inlichting.
Alsnu zegt de voorzitter wordt de vergadering
geschorst en zal deze overgaan in eene met gesloten
deuren.