dl Mei 1895. «Daarna is door het gesticht aan den Raad der gemeente Breda bij brief van 20 Februari 1895, n°. 10, ingezonden «de rekening over 1894, waarbij burgemeester en wethou- «ders gevoegd hebben een extract uit het testament ter ytlennisneming van de zaah «Verder konden de bemoeiingen van burgemeester en «wethouders niet gaan en andere stukken zijn hun niet «aangeboden of bekend. »Onder de voorwaarden, die het gesticht tot het aan- vaarden van de erfmaking rechtigenbehooren: Punt 4. «Toezicht van het gemeentebestuur op het geheele «vermogen. Benoeming van regenten of regentessendoor «den gemeenteraad, op voordracht van twee of meer per- «sonen, door regenten of regentessen op te maken. Het «bestaande bestuur blijft in functie. Punt 5. «Het bestuur van het gesticht moet zijn réken- y>plichtig aan de gemeente Breda, alzoo aan den gemeen- «teraad. Het gesticht zal behooren onder letter c van «artikel 2 der armenwet. Punt 7. «Rentmeester te benoemen door den gemeen teraad te Breda, op voordracht van twee of meer perso- «nen door regenten of regentessen op te maken. Borgtocht «minstens f 5000,De tegenwoordige rentmeester blijft «in functie. «Uit elke bepaling blijkt, dat met toezicht van het ■^gemeentebestuur bedoeld is het toezicht van den gemeenteraad. «Nu komt de vraag, of de gemeenteraad weigeren kan «den last aan de gemeente opgelegd te aanvaarden. «De erflaatster heeft gewild dat de stichting zalgerang- «schikt worden onder letter c van artikel 2 der armenwet, «dat zijn instellingen door bijzondere personen of door «bijzondere, niet kerkelijke, vereenigingen geregeld en «bestuurd «De vrijheid dier instellingen is bij art. 8 der armenwet, «zooveel betreft het toezicht van het gemeentebestuur, ge- «handhaafd. Zij behoeven zich derhalve aan dat toezicht «niet te onderwerpenmaar het ligt geheel in den geest

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1895 | | pagina 174