11 Mei 1893. 175 «der wet, dat het burgerlijk gezag dat toezicht uitoefent, «waar dit in den stichtingsbrief uitdrukkelijk bepaald wordt. «Blijkbaar heeft de wet de instellingen, onder letter c «van artikel 2 bedoeld, van het toezicht van het gemeen- «tebestuur uitgesloten, om niet te diep in te grijpen in «de private belangen en rechten. De wetgever heeft niet «zoover hunnen of durven gaan om ook instellingendoor bijzondere personen of vereenigingen beheerd, onder het «toezicht van het burgerlijk gezag te brengenmaar nu «eene stichting bepaaldelijk onder dat toezicht gesteld «wordt door de erflaatster en het betrokken gesticht de «erfmaking onder die in zekeren zin bezwarende voorwaarde «aanvaardtkan noch mag o. i. de gemeente de uitoefening «van dat toezicht van de hand wijzenzonder aan hare «roeping te kort te doen. «Rest alzoo de vormbij de aanvaarding van den last «in acht te nemen. «Daartoe kon een extract uit het testament in denotu- «len worden opgenomen, gevolgd door een raadsbesluit, «waarbij de last aanvaard wordt onder vernieuwde goed- «keuring van de reeds goedgekeurde rekening, tenzij worde «aangenomen, wat trouwens rechtens schijnt, dat de Raad, «door de rekening in ontvangst en in onderzoek te nemen, «bereids eene daad van aanvaarding van den opgedragen «last verricht heeft. De heer Van Dam vraagt en bekomt het woord. Spreker zegtdat door hem deze zaak in de vorige vergadering is ter sprake gebracht, omdat, naar zijne meening, iets is nagelaten, dat kan en moet hersteld worden. Wel wil hij gaarne erkennen, dat hij zijne bedenking vroeger had kunnen inbrengen, maar daarin is niet eene reden gelegen om nu niet op de zaak terug te komen. Z. i. bestaat ook wel bij burgemeester en wethouders eenige twijfel, daar door hen, aan het slot van hun schrijven, het middel wordt aan de hand gedaan om aan de bedenking te gemoet te komen. Het gesticht, behoorende onder letter c van art. 2 der armenwet, had

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1895 | | pagina 175