11 Mei 1895. krachtens art. 7 dier wet, enkel mededeeling te doen aart het gemeentebestuurzooals geschied is, maar niet aan den llaad. Aan dezen is dan ook het testament niet mede gedeeld en voorts niet gevraagdZal de Raad de gedane mededeeling eerbiedigen En daaruit spruit van zelf de vraag voortof de Raad niet eerst met den inhoud van het testament had moeten in kennis gesteld worden. Dat testament toch is eene gewone beschikking met voor waarde, zoodat de Raad heeft uit te maken, of de aan het gesticht opgelegde last van rekenplichtigheid aan de gemeente, door den Raad aanvaard wordt. Wat almede heeft de erflaatster onder rekenplichtigheid verstaan Heeft ze b. v. gewild, dat jaarlijks eene begrooting van ontvangsten en uitgaven aan den Raad zou overgelegd worden Dit zijn punten waaromtrent samenspreking behoort plaats te hebben met het bestuur van het gesticht. Als de Raad in het algemeen eenigen lastals thans besproken wordt, aanvaardt, dan is hij verantwoordelijk voor de fouten die gemaakt worden. Spreker heeft niets tegen de testamentaire bepalingenmaar wil den wette- lijken vorm zien in acht genomen, 't Geldt in het onder- werpelijk geval niet eene publiekrechterlijke maar eene bijzondere inrichting, en het feit dat de rekening is goedgekeurd is ten deze niet afdoende. Die rekening kon niet goedgekeurd wordenzoolang niet de Raad besloten had, da£ de last, aan de gemeente opgelegd, aanvaard werd. Ten slotte geeft spreker in overweging, dat de Raad besluite de opdracht te aanvaarden en dat eene samenspreking gehouden worde met het bestuur van het betrokken gesticht, wat ten deze onder rekenplichtigheid verstaan moet worden. De voorzitter kan niet ontveinzen, dat hij in de meening verkeerd heeft, dat de Raad, toen deze door goedkeuring der rekening eene daad van aanvaarding pleegde, geen bedenking tegen die aanvaarding had. Maar nu er schijn bestaat zegt de voorzitter dat het enkel goedkeuren der rekening niet voldoende is, wordt gaarne den Raad

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1895 | | pagina 176