8 Juni 1895.
193
»Aan eerstgenoemde betrekkingen, te weten die van
«havenmeester en van gaarder van rechten en loonen is
«eene te ruime bezoldiging verbonden in verhouding tot
«de werkzaamheden, welke wel éénigen tijd vorderen,
«maar, naar wij ten stelligste kunnen verzekeren, zeer
«veel tijd voor andere werkzaamheden overlaten.
«De overweging hiervan leidde tot de vraag, of niet
«voormelde betrekkingen, tegen billijke vergoeding, konden
«worden opgedragen aan een reeds in dienst van de
«gemeente zijnden beambte.
«Na beantwoording dier vraag in bevestigenden zin
«behoefden we naar een beambte, als wij bedoelen, niet
«lang te zoeken.
«Zooals U bekend is, bekleedt de heer F. B. Engbersen
«de betrekking van deurwaarder bij de plaatselijke middelen.
«Als zoodanig geniet hij eene jaarwedde van ƒ800,
«terwijl zijn vóórlaatste ambtsvoorganger (de rijksdeur-
«waarder Alving was korten tijd tevens deurwaarder der
«plaatselijke middelen alhier) 900,genoot, aan wien
«bovendien ten koste van de gemeente een helper was
«toegevoegd tegen eene belooning van één gulden daags.
«De heer Engbersen heeft die hulpkracht niet en zij is
-«ook niet noodig. Het verschil der belooning echter springt
«duidelijk in het oog, en dat in weerwil de heer Engbersen
«zijn moeielijke taak met tact en ijver volbrengt.
«De betrekkingen van havenmeester en van gaarder van
«rechten en loonen houden geheel verband met de be-
«trekking van gemeente-deurwaarder: zij allen bewegen
«zich op fiscaal gebied; allen hebben belastingzaken tot
«onderwerp. En voor een actief beambte, gelijk de heer
«Engbersen is, leveren zij, te zamen gevoegd, in werke-
«lijkheid niet te veel werkzaamheden op.
«Na uiteenzetting der beweeggronden, die wij de vrijheid
«nemen ten zeerste aan uwe aandachtige overweging aan
«te bevelen, hebben wij de eer U voor te stellen:
1°. «de betrekkingen van havenmeester en van gaarder
«van rechten en loonen te scheiden van de betrek-
«king van vischafslager
14*
