194 8 Juni 1895, 2°. «de betrekkingen van havenmeester en van gaarder »van rechten en loonen, laatstgenoemde betrekking in «haren geheelen omvang, alzoo met inbegrip van «de bediening der boterhal en der petroleumberg- «plaats (onverhuurd gedeelte), met ingang van «1° Juli 1895 en onder gehoudenheid tot het stellen «van een borgtocht van f 500,op te dragen «aan F. B. Engbersen, deurwaarder der plaatselijke «middelen in deze gemeente, tegen eene vergoeding «van drie honderd gulden per jaar, zonder verder «eenige percentsgewijze belooning, met vrije woning, «onder voorwaarde dat de kosten van eventueele «hulp (b. v. voor het rondbrengen en ophalen van «belastingbiljetten) voor zijne rekening zullen komen;. 3°. «eene oproeping te doen van sollicitanten ter voor- «ziening in de betrekking van vischafslager, open- vallende 1° Juli 1895, tegen eene belooning van 2/3 der vischmarktgeldenwelke belooning, zooals «reeds hierboven is gebleken, in 1894 beliep de «som van f 155,44, «Bij de bepaling van het bedrag van den borgtocht, te «verbinden aan de betrekkingen van havenmeester en van «gaarder van rechten en loonen, gelieve de Raad in het «oog te houden dat de titularis per maand bij den gemeente- «ontvanger de ontvangen gelden te storten heeft en deze «alsdan hoogstens 500,bedragen. «Door vorenstaande regeling zou een dubbel voordeel «verkregen worden: eerstens, eene billijke besparing op «de tot dusver betaalde wedde, en tweedens, eene zeer «gewenschte verbetering van de positie van den deur- «waarder der plaatselijke middelen." De heer Scheltus stelt in het licht de strekking van het voorstel, namelijk, om door toevoeging van betrek kingen eene hoogere bezoldiging te verzekeren aan den gemeente-deurwaarder en tevens eene niet onbelangrijke

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1895 | | pagina 194