199 8 Juni 1895. Maar is dan daarmeê vraagt de heer Van Dam het voorstel van de tafel? 't Geldt antwoordt de voorzitter de beslissing over het voorstel van burgemeester en wethouders. De heer Matiion meent dat het voorstel leidt tot eene tweeledige stemming, te weten over de benoeming tot havenmeester enz. van den deurwaarder en de afscheiding van die betrekking van het ambt van vischafslager. De voorzitter zegt dat de benoeming van den vischafslager krachtens verordening, geschiedt door burgemeester en wethouders. Daarop wordt overgegaan tot stemming, waarvan de uitslag is dat het voorstel van burgemeester en wethouders verworpen wordt met 11 tegen 6 stemmen. Vóór waren de heeren Van Hal, Rombouts, Oukoop, Van Aken, Vreede en de voorzitter. Tegen de heeren Van Dongen, Heijlaerts, Van Dam, Bloemarts, Scheltus, Sassen, Lijdsman, Teycriné, IngenHousz, Reigersman en Mathon. Alsnu geschiedt voorlezing van de adressen van J. J. Blokdijk wachtmeester der koninklijke maréchaussée te Breda, en W. Schilperoortmarktmeester te Breda, beide strekkende om in aanmerking te mogen komen voor de betrekkingen van havenmeester, gaarder van rechten en loonen, enz. De voorzitter zegt, dat het gebleken is dat de voorbe doelde betrekkingen niet den vollen persoon eischen. Ook zou spreker willen gebroken zien met het stelsel van ver anderlijke belooning. Naar aanleiding hiervanstelt de voorzitter voor, eene oproeping te doen van sollicitanten paar de betrekking van havenmeestergaarder van rechten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1895 | | pagina 199