5 Januari 1895.
•19
van de bouwcommissie, waarna dan de stukken aan de
waterleidings-commissie kunnen gezonden worden. Boven
dien kan over twee rapporten niet gediscussieerd worden.
De heer Teychiné doet nader opmerken dat het rapport
der bouwcommissie enkel gestrekt heeft om inlichtingen
te geven aan burgemeester en wethouders en dit niet bij
den Raad had moeten komen. Thans acht spreker het
niet mogelijk alsnog het rapportSchotel te beantwoorden,
waaromtrent hij wel gaarne het gevoelen van den heer
Lijdsman zou vernemen.
De heer Bloemarts meent, dat alle heeren het wel
eens zullen zijn dat men thans niets te maken heeft met
het rapport der bouwcommissiedat voor den Raad niet
bestaat, maar alleen met dat van den heer Schotel,
waarom de Raad gevraagd heeft. Spreker deelt de ziens
wijze van den heer Van Dam. 't RapportSchotel
behoort thuis bij de bouwcommissie, ten einde haar oor
deel te doen kennen over feiten, redeneeringen en wat
verder ter zake daarin vermeld wordt. Dan is de tijd
gekomen voor den Raad om te oordeelen aan wien de
schuld van het ongeval te wijten iswie de kosten van
herstelling dragen moet en zoo meer. Het moge voor de
bouwcommissie moeielijk zijnmaar zij bedenkedat het
behoort tot de taak die zij op zich genomen heeft.
De heer Lijdsman zegt, dat de bouwcommissie voor
lichting omtrent het ongeval verstrekt heeft, en vraagt,
of niet de waterleidings-commissie nu verder de zaak zou
kunnen afwerken
Be voorzitter doet opmerken dat de Raad een rapport
gevraagd heeft aan den heer Schotel en het voorstel nu
is, dat aan de bouwcommissie te zenden.
De heer Lijdsman meent dat men alles van de zaak
weet en is van oordeel dat hoe meer tijd verstrijkt hoe
erger het is.