3 Augustus 1895.
221
Ten opzichte van laatstbedoeld voorstel wordt door den
heer Mathon de vrees geuit, dat zich nog verschillende
weduwen van ambtenaren zullen aanmelden, om in het
genot dezer bepaling te worden opgenomen.
De heer Van Dam zegt, dat hierin kan worden voor
zien, wanneer de Raad beslisse, dat dit besluit, bij uit
sluiting van alle vorige gevallen, alleen op dit geval toe
passelijk is.
Aldus gewijzigd wordt het voorstel van burge
meester en wethouders aangenomen en in verband
daarmede eene wijziging der gemeente-begrooting,
dienst 1895, tot een bedrag van ƒ86,54 goed
gekeurd.
7. Prm-advies van burgemeester en wethouders op het
adres van den heer A. C. Oosterman, verzoekende om
aangevoerde reden eene hem toebehoorende gang te doen
bijstraten.
Bij dit prae-advies is overgelegd het rapport van den
directeur der gemeente-reiniging, met de conclusie waar
van burgemeester en wethouders zich vereenigen en uit
welk rapport blijkt:
«Dat de beerput, gelegen in eene gang op den Haagdijk,
«naast het perceel B, 340, te ver van de straat gelegen
«is om dien, door buizen aan den beertender verbonden,
»met de stoomluchtpomp ledig te trekken, reden waarom
«over de bestrating van bedoelde gang met de machine
«werd gereden
«dat hem van het stuk rij den van keien in die gang
«niets bekend is en ook nimmer daarover bij hem eene
«klacht is ontvangen;
«dat van den lsten Mei 1893 slechts viermaal voor dat
«doel van die gang is gebruik gemaakt;
«dat de bestrating dier gang, door het aanleggen der
«buizen voor de waterleiding, is vernieuwd, echter met
«de vroeger daar gelegen hebbende oude kleine keien;