3 Augustus 1895.
223
de bestrating door de machine der gemeente-reiniging is
toegebracht.
De voorzitter schetst breedvoerig den toestand, zooals
deze was vóór en na den aanleg der waterleidingwaar
door de bestrating in die gang is opgebroken. Deze
herstrating is onvoldoende geweest en de heer Oosterman
heeft de schade dus aan zich zeiven te wijten.
De heer Blgemarts ondersteunt het voorstel van den
heer Van Dam tot het doen instellen van een nader
onderzoek. Er zijn in deze zaak twee phasen. In het
rapport zelve is reeds sprake van eene beschadiging, die
hersteld is, doch daarover wordt door adressant niet ge
klaagd. Begrijp ik de zaak zegt spreker dan is
reeds vóór het leggen der waterleiding de schade aan de
bestrating toegebracht. Door het stukrijden van die
steentjes is adressant bij de herbestrating steenen te kort
gekomenSpreker betreurt hetdat adressant-niet vroeger
zijne bezwaren heeft ingebracht, dewijl thans wellicht
moeielijk zal zijn uit te maken, door welke oorzaken de
primitieve beschadiging is aangebracht. Desniettemin is
een hernieuwd grondig onderzoek gewenscht.
De heer Reigersman, gehoord de discussiën, is van
meening, dat er wel eenige schade toegebracht is en zou
derhalve wenschen, met het oog op de geringe kosten,
aan het verzoek van adressant gevolg te geven.
Dit zou te gevaarlijk zijn voor de toekomst zegt de
voorzitter.
De heer Lijdsman zou in deze zaak den middelweg
willen bewandelen. Adressant vraagt slechts eenige steenen
en zal zelf voor de bestrating zorgen.
De heer Mathon zegt, dat uit het rapport niet blijkt,
dat schade is toegebracht, zoodat de gemeente niet mag
treden in het verzoek van adressant,