224
3 Augustus 4895.
De voorzitter repliceert, dat de schuld ligt aan de
slechte bestrating van de gang zelve en wenscht mits
dien het voorstel van burgemeester en wethouders tot
afwijzende beschikking op adressants verzoek in stemming
te brengen.
De heer Van Dam zegt een voorstel te hebben gedaan
tot hernieuwd onderzoek en alzoo van eene verdere strek
king dan het voorstel van burgemeester en wethouders.
Spreker geeft mitsdien den voorzitter in overweging zijn
voorstel het eerst in stemming te brengen.
Het voorstel van den heer Van Dam, onder
steund door de lieeren Sassen en Bloemarts,
wordt daarna in stemming gebracht en aange
nomen met 9 tegen 8 stemmen.
Vóór stemden de heeren Teychiné, IngenHousz,
Van Dam, Bloemarts, Sciieltus, Sassen, Lijdsman,
Heijlaerts en Van Dongen.
Tegen de heeren; Van Hal, Rombouts, Oukoop, Van
Aken, Mathon, Reigersman, Verschraage en de
voorzitter.
8. De geloofsbrieven van de heeren E. H. A. Guljé,
Mr. M. P. M. van Dam, Mr. P. M. J. E. Bloemarts,
F. J. M. Heijlaerts, J. E. Vreede en W. G. H. Rom
bouts, allen bij de periodieke verkiezing op den 16deu
Juli 1895 herkozen leden van den Raad.
Op voorstel van den voorzitter, wordt eene commissie
van drie leden benoemd tot het onderzoek van de geloofs
brieven en het doen van verslag, waartoe door den voor
zitter op verlangen van den Raadworden aangewezen
de heeren Mathon, Van Hal en Van Dongen.
Deze commissie zich tot dat einde verwijderd hebbende,
wordt de vergadering voor een oogenblik geschorst.
Het onderzoek afgeloopen zijnde en na heropening der
vergadering, rapporteert de commissie, bij monde van dep