234 17 Augustus 1895. sen gebouwd is, doch dat het daartegenover billijk is de «gemeente ruimer dan thans geschiedt tegemoet te komen sin haar streven om de school, geheel naar de bedoeling »van den wetgever, nuttig te doen zijn voor zoovelen als mogelijk is, al blijft het dan ook waar, dat het onderwijs y>goedhooper is voor de buitenleerlingen dan voor de leer- slingen der eigen ingezetenen, die, naast het betalen van »het gewone schoolgeld, óók in de stijgende gemeente sbelastingen hun quantum hebben bij te dragen. s'tWelk eerbiedig en met gevoelens van trouw en ver- sknochtheid is doende s de Raad der gemeente Breda." De voorzitter, de behandeling van dit adres aan de orde stellende, voegt er nog aan toe, dat de gemeente aan den vooravond staat, om tot uitbreiding der school lokalen over te gaan, als noodzakelijk gevolg van het steeds toenemend aantal buitenleerlingen, hetwelk thans bijna 40 van de ongeveer 100 leerlingen bedraagt. Breda, zegt spreker, verkeert ten opzichte van het onderwijs in een geheel exceptioneelen toestand en is, ter oorzake van de noodwendige uitgaven voor het onder wijs, de meest gedrukte van al de grootere gemeenten in Noord-Brabant. 's-IIertogenboschTilburg, Helmond en Bergen-op-Zoom bezitten allen Rijks hoogere burgerscholen, terwijl Breda daarentegen haar middelbaar en hooger onderwijs van gemeentewege moet bekostigen, slechts gesteund door eene onvoldoende rijkssubsidie. Wanneer de vergadering zich alzoo met den inhoud van het ont- werp-adres kan vereenigen, zal spreker, namens burge meester en wethouders voorstelleneene commissie van drie leden te benoemen, ten einde dit adres persoonlijk bij den betrokken minister te ondersteunen. De heer Van Dam, gehoord de mededeelingen van den voorzitter, vraagt of het niet wenschelijk is, in het adres te wijzen op het voorrecht van de opgenoemde Noord- Brabantsche gemeenten, die alle eene Rijks hoogere

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1895 | | pagina 234