17 Augustus 1895. 235 burgerschool bezitten, terwijl Breda alleen van dat groote voorrecht is verstoken. De voorzitter vindt geen bezwaar aan het verlangen van den vorigen spreker tegemoet te komen. Spreker doet nog opmerken, dat Breda in verhouding met haar zielental en met een grooter aantal leerlingen, minder subsidie geniet dan menige andere gemeente des Rijks. Waarna het ontwerp-adresgewijzigd overeen komstig den wensch van den heer Van Dam, unaniem wordt goedgekeurd. De voorzitter stelt alsnu voor eene commissie van drie leden te benoementer aanbieding en ondersteuning van gemeld adres bij den betrokken minister. De heer Reigersman geeft in overweging, dat de voor zitter deze commissie zal aanwijzen. De heer Bloemarts stelt voor, dat burgemeester en wethouders de\ commissie zullen uitmaken, als zijnde, volgens de meening van den spreker, in deze zaak de daartoe aangewezen personen. De heer Van Dam ondersteunt dit voorstel en voegt er de opmerking bij, dat burgemeester en wethouders, die het adres hebben voorbereidzeker wel het best met de ver schillende toestanden op de hoogte zullen zijn. Het dage- lijksch bestuur gaat dan namens den Raad en treedt als zoodanig op. Nog verschillende andere leden ondersteunen het voor stel van den heer Bloemarts. Bij acclamatie wordt het voorstel van den heer Bloemarts aangenomen, terwijl de leden van het dagelijksch bestuur zich deze benoeming laten welgevallen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1895 | | pagina 235