m
17 Augustus 1895.
van den directeur op de hoogte te zijn. Hem is niet
hek end, of de directeur een grooten toeloop van het pu
bliek heeft, doch het feit, dat hij geen kantoor heeft en
dathoewel hij ook thans veelvuldig afwezig isvan het
publiek nog nimmer klachten over die afwezigheid zijn
vernomen, is een bewijs, dat de toeloop niet groot zijn
kan. Wanneer de gemeente derhalve eene woning sticht
in de nabijheid van het terrein der mestvaalt, gelooft
spreker niet, dat de ongemakken voor het publiek nog
langer een overwegend bezwaar voor deze nieuwe regeling
zullen opleveren. Overigens is door den directeur, wiens
lof hier luide wordt verkondigd, zelf verklaard, dat het
in het belang der gemeente is, wanneer hij kort bij de
mestvaalt woont.
De voorzitter bevestigt de juistheid van het gezegde
door den heer Bloemarts. De directeur zal er niet
pleizierig wonenmaar de belangen der gemeente brengen
zulks mede.
De heer IngenHousz verklaart in hoofdzaak niet gekant
te zijn tegen een prikkel, maar wel, wanneer die prikkel
een groote factor van het inkomen is. Toen in 1894 de
rekening met een goed batig saldo slootwerd eene
gratificatie gegeven. Men week toen reeds af van de
bestaande regelinghetgeen als bewijs kan geldendat
die veranderlijke bezoldiging niet deugt.
De heer Bloemarts verklaart akte te nemen van het
gesprokene door den heer IngenHousz. Terecht is op
gemerkt dat de vroegere regeling verkeerd wasdoch
thans wordt eene geheele andere werking voorgesteld.
Niet de financiëele uitkomsten gelden langer als maatstaf
voor de veranderlijke belooning, maar de hoeveelheid dei-
verzameling is als prikkel daartoe aangewezen.
De heer Van Dam zegt, niet in de gelegenheid te zijn
geweest, vooraf achter de coulissen te zien. Hadde spreker
gewetendat volgens eigene verklaring van den directeur,