17 Augustus 1895.
245
de belangen der gemeente deze nieuwe regeling wen-
schelijk maken, dan zou het voorstel bij hem niet die
bestrijding hebben ondervonden, als thans het geval is
geweest. Spreker zal er derhalve niet verder op ingaan.
De heer Lijdsman, hoewel indachtig het spreekwoord,
dat het oog van den meester het paard vet maakt, kan
zich niet geheel met het voorstel der commissie vereenigen.
Spreker wenschte liever een hooger salaris in plaats van
vrije woning toegekend te zien. Bovendien is eene huur
waarde van ƒ200,niet geëvenredigd aan het kapitaal,
dat de gemeente voor den bouw eener nieuwe woning
wenscht te besteden.
De heer Rombquts doet opmerken, dat eene huurwaarde
van 200,nog al eene tamelijke som representeert,
vooral wanneer in aanmerking genomen wordtdat de
directeur ook vrijdom van personeele belasting geniet.
De heer Reigersman vraagt of de directeur gehoord is
omtrent de bezoldiging en het bedrag, dat als maatstaf
voor het genot van vrije woning is aangenomen.
De voorzitter antwoordt hierop bevestigend en geeft
nog eenige uitlegging omtrent de wijze, waarop deze
maatstaf met den directeur besproken en overeengekomen is.
Het voorstel der commissie van beheer der
gemeente-reiniging tot wijziging van art. 4 dei-
verordening regelende 'den ranghet getal en
de bezoldiging van de ambtenaren en bedienden,
belast met de gemeente-reiniging en de verza
meling van faecale stoffen in de gemeente Breda,
zooals hiervoor omschreven, wordt in stemming
gebracht en aangenomen met 15 tegen 2 stemmen.
Vóór stemden de heeren Reigersman Teychiné
Versciiraage, Rombouts, Oukoop, Van Aken, Vreede,
Van Dam Bloemarts Scheltus Sassen Mathon
Van Dongen, Van Hal en de voorzitter.
Tegen waren de heeren IngenHousz en Lijdsman,