250
3 September 1895.
De voorzitter verzoekt den secretaris de heeren, die
beëedigd moeten worden, binnen te leiden en draagt
daarop het voorzitterschap over aan den heer wethouder
Van Aken.
In diens handen wordt vervolgens door den heer E. H.
A. Gul.ié afgelegd de eed, voorgeschreven bij artikel 39
der gemeentewet, na alvorens den in artikel 87 der grond
wet bedoelden eed van zuivering te hebben afgelegd.
De heer Van Aken wenscht den heer Guljé geluk met
zijne herbenoeming als raadslid. Reeds 15 jaren zegt
spreker is het hem vergund geweest met den heer
Guljé als ambtenaar van den burgeilijken stand en wet
houder werkzaam te zijn en in al dien tijd heeft hij den
heer Guljé bewonderd om den ijver, waarmede deze de
belangen der gemeente steeds behartigd heeft. Spreker
hoopt, dat het den heer Guljé zal gegeven zijn nog vele
jaren werkzaam te zijn tot den bloei en het welzijn dei-
gemeente.
De heer Guljé dankt den heer Van Aken voor zijne
gelukwensehen en herneemt daarop het voorzitterschap.
Vervolgens worden door de heeren W. G. H. Rombouts,
mr. P. M. J. E. Bloemarts, mr. M. P. M. van Dam,
F. J. M. Heijlaerts en J. E. Vreede, in handen van
den VQorzitter afgelegd' de eeden, voorgeschreven bij de
artikelen 87 der grondwet en 39 der gemeentewet.
De voorzitter zegt, dat het hem aangenaam is, de her
kozen leden te kunnen gelukwensehen met het hernieuwd
blijk van vertrouwen, door de kiezers in hen gesteld.
Meer in het bijzonder gelden die gelukwensehen den heer
Heijlaerts, die het voorrecht geniet thans 25 jaren als
lid dezer vergadering voor de belangen der gemeente te
zijn werkzaam geweest. Spreker zal geen beroep doen op
den ijver der herkozen leden, als kennende de wijze
waarop ieder zijne taak volbrengt. Alleen hoopt spreker,