3 September 1895.
vestigd, hetgeen voor het armbestuur een richtsnoer was,
aangezien het criterium, of iemand al dan niet armlastig
is, steeds eenig onderzoek vordert.
De heer Heijlaerts zegt, dat ten tijde, toen spreker
nog de functie van gemeente-geneesheer waarnamhet eene
geijkte zaak was, dat de agenten van politie gratis genees
kundige behandeling genoten.
Den heer Rombouts verwondert het debat ten zeerste.
Wanneer burgemeester en wethouders misbruiken zien,
al hebben die nog zoo lang bestaan, dan is dat college
verplicht, die misbruiken te keer te gaan. Bij de militairen,
zegt spreker, maakt de gratis geneeskundige behandeling
een deel uit van hunne bezoldiging. Ware dit ook bij de
politie-agenten het geval, dan zouden zij zich niet tot het
armbestuur behoeven te wenden om een briefje voor gratis
geneeskundige hulp. Nu dit echter wel het geval is, staan
de politie-ambtenaren gelijk met armlastigen, hetgeen de
bedoeling niet kan of mag zijn.
De heer Bloemarts wil op den voorgrond stellen, dat
hij het geheel eens is met den heer Rombouts, waar deze
de bestaande misbruiken wenscht uit te roeien, doch
spreker wenscht tevens te kunnen nagaan, hoe groot het
verlies is, dat door de wegneming van dit misbruik aan
de agenten wordt berokkend. En opdat de beslissing ten
aanzien van het betrokken adres niet worde »la mort
sans phrase" herhaalt spreker zijn voorstel tot het doen
instellen van een onderzoek door burgemeester en wet
houders, in welke mate door de agenten tot nog toe van
het bestaande voorrecht is gebruik gemaakt.
Het voorstel van den heer Bloemarts, door
verschillende leden ondersteund, wordt daarna
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
17. Ontwerp-besluit, met memorie van toelichting, om,
behoudens goedkeuring van de gedeputeerde staten dezer
provincie, te brengen ten laste van hoofdstuk VIII, artikel