272
21 September 1895.
de bevelen opdie door henovereenkomstig deze in
structie, gegeven worden.
Art. 2.
Vóór het aanvaarden van zijne betrekkingen, legt hij in
handen van burgemeester en wethouders, naar de wijze
zijner godsdienstige gezindheid, den eed of de belofte af,
dat hij zijne bedieningen getrouw, eerlijk en vlijtig, over
eenkomstig zijne instructie, zal waarnemen; dat hij zich
daarin naar de wetten en plaatselijke verordeningen zal
gedragen, en dat hij met al zijn vermogen tegen ontduiking
van belasting waken en de belangen der gemeente be
hartigen zal.
Hij legt bovendien in handen van den kantonrechter
den eed of de belofte af, welke voor de beambten van
politie is voorgeschreven.
Art. 3.
Ilij behoeft verlof van den burgemeester om zich uit de
gemeente te verwijderen.
Art. 4.
Hij mag noch in persoon, noch door tusschenkomst
zijner huisgenooten eenig bedrijf of beroep uitoefenen,
tenzij met vergunning van burgemeester en wethouders.
Art. 5.
Hij neemt van niemandwie het zijeenige gift of be
looning aan, en laat niet toe, dat dit door eenig lid van
zijn gezin geschiede.
Art. 6.
Hij houdt zijn kantoor in het gebouw aan de voormalige
waterpoort en verwijdert zich van zijn kantoor niet dan
wanneer de dienst het vordert.