21 September 1895. 273 Art. 7. Hij gedraagt zich in de uitoefening zijner bedieningen met bezadigdheid en voorkomendheid jegens de belang hebbenden. Art. 8. Hij verschijnt, telkens als dit verlangd wordt, voor het college van dagelijksch bestuur, ten einde verslag van zijne dienstverrichtingen te doen en orders te ontvangen. Art. 9. Bij ongesteldheid of afwezigheid wordt hij vervangen door den persoon, dien burgemeester en wethouder daartoe aanwijzen. II. Van het invorderen van rechten en loonen. Art. 10. Hij is belast met het invorderen van: 1°. het haven- of liggeld 2°. het bruggeld 3°. het waaggeld 4°. het bewaarloon van petroleum, enz. in de openbare bergplaats opgeslagen, en verder van al de rechten, loonen en dergelijke belas tingen, waarvan de invordering hem wordt opgedragen. De invordering geschiedt met inachtneming der bepa lingen, bij de verordeningen op de heffing van elk dezer belastingen voorgeschreven. Art. 11. Hij is verantwoordelijk voor de richtige invordering der belastingen, aan zijne waakzaamheid toebetrouwd. De feilen en misrekeningen, bij de invordering plaats hebbende, komen te zijnen laste.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1895 | | pagina 273