282
21 September 1895.
den heer Reigersman voorgesteld, behooren te onthouden
en zou vooraf overleg met de stads-geneesheeren nood
zakelijk zijn, omdat die geneesheerenkrachtens hunne
aanstelling, alleen verplicht zijn tot het verleenen van
geneeskundige hulp aan armen. En wie armlastig is,
wordt door het armbestuur beslist. Het zou dus eene
groote onregelmatigheid blijven, wanneer de Raad den
ouden toestand bestendigde. Acht men het tegenwoordig
salaris der agenten geene voldoende renumeratie voor de
diensten, van hen gevorderd, dan is traktementsverhoo-
ging de eenig aangewezen weg.
De heer Reigersman wil den vorigen spreker doen op
merken, dat de uitlegging, aan artikel 81 der verordening
gegeven, geheel individueel is. Spreker hoort dit alleen
uit den mond van den heer Rombouts en brengt nogmaals
in herinneringdat hij is uitgegaan, van het standpunt
dat politie-agenten geen armlastigen zijn. De Raad heeft
met de armenverzorging niets te maken. Men moet zich
geheel losmaken van de verordeningen. Spreker blijft
alzoo bij zijn eenmaal gedaan voorstel.
De voorzitter verklaartdat hij het eens is met het
gesprokene door den heer Rombouts. Alleen door een
ingeslopen misbruik, is het verstrekken van geneesmiddelen
en gratis geneeskundige hulp eene gewoonte geworden.
In de laatste jaren hebben de agenten zich zelfs het recht
aangematigdzonder eerst bij het armbestuur een briefje
te halen, zich in het genot te stellen van geneesmiddelen
uit de stads-apotheek.
De heer Van Hal bevestigt het gesprokene door den
voorzitter. Spreker is echter van meening, dat de genees
heeren wel verplicht zijnaan eene eventueele opdracht
tot gratis behandeling der politie-agenten, voortdurend
gevolg te geven, omdat deze toestand reeds zoo vele jaren
heeft geduurd en hem gebleken is, dat de politie-agenten
vroeger werkelijk op het armenregister voorkwamen, zoodat
de geneesheeren bij hunne aanstelling daarmede onge
twijfeld rekening hebben kunnen houden. Intusschen