12 October 1895.
299
De heer Van Hal zegt dat, toen het onderwerpelijke
adres in de vorige vergadering aan de orde kwam, aan
burgemeester en wethouders de taxatie van het pand
is opgedragen. Spreker gelooft, dat die taxatie naar
waarheid is geschied en vertrouwt in deze geheel op de
eerlijkheid der taxateurs. De verschillende argumenten,
tegen den verkoop aangevoerd, kan spreker niet onder
schrijven. De vrees voor verplaatsing van het ijkkantoor
buiten de gemeente, acht hij uit de lucht gegrepen. Spreker
zou niets liever wenschen dan de verplaatsing van het
ijkkantoor naar een ander lokaal in de gemeente. De
tegenwoordige lokalen vindt spreker voor het ijkwezen,
waarbij eene stipte controle en groote accuratesse vereischt
worden, zeer ongeschikt, omdat het in die lokalen zóó
donker is, dat er een groot gedeelte van den dag met
kunstlicht moet gewerkt worden. Spreker vermoedt, dat
er in de gemeente wel eene beter geschikte gelegenheid
voor ijkkantoor zal te vinden zijn. Overigens bestaat
gegronde vrees, dat het gebouw eerlang groote uitgaven
aan noodzakelijke herstellingen zal vorderen. Verder
wijzende op het voorbeeld van een onlangs gehouden
publiek en verkoop, vindt spreker den taxatieprijs zeer
billijk en stelt mitsdien voor het pand te verkoopen voor
de som van f 6000,
De heer Rombouts gelooft, in tegenstelling met het
voorstel van den heer Van Hal, een ander voorstel te
kunnen doen en welom eerst in beginsel tot den verkoop
te besluiten. In den vroegeren verkoop van een gedeelte
van het besproken eigendom aan de vereeniging van
den H. Vincentius ligt reeds het denkbeeld tot verkoop
ook van het ander gedeelte opgesloten. Men behoort zich
de vraag te stellen, of het in het belang der gemeente
is, dat de gemeente het pand behoudt. En wanneer men
dan in aanmerking neemt, dat de gemeente dat terrein
niet voor openbare doeleinden noodig heeft of kan
gebruiken, dan mag een billijke koopprijs als reden tot
verkoop gelden. Aanvankelijk behoort te worden uitge-