300
12 October 1895.
maakt, «zullen we verkoopenja dan neen.» De prijs kan
later worden bepaald.
De heer Teychiné vraagt of het overgebleven gedeelte
der voormalige Latijnsche school, zooals het terrein thans
in koop gevraagd wordt, geene genoegzame ruimte biedt
voor eene gemeenteschool.
De voorzitter antwoordt hierop dat zulks reeds vroeger
overwogen is, en nog kort geleden een punt van bespreking
bij burgemeester en wethouders heeft uitgemaakt, doch dat
men steeds het terrein voor dat doel veel te klein heeft
geacht.
De heer Sassen is in beginsel niet tegen den verkoop
gestemddoch de koopsom is voor spreker een bezwaar.
Wel hecht spreker alle vertrouwen aan de gedane taxatie,
maar de opbrengst der huur had in aanmerking moeten
gebracht worden.
De voorzitter brengt in herinnering, dat burgemeester
en wethouders volstrekt geene koopsom hebben bepaald.
Dat college had slechts in opdracht de waarde van het
pand door deskundigen te laten schatten en aan die
opdracht is gevolg gegeven.
De heer Bloemarts wenscht nog te doen opmerken,
dat wellicht in gewone omstandigheden de taxatie als
maatstaf zou kunnen gelden, maar met de buitengewone
toestanden evenzeer rekening behoort te worden gehouden.
Overigens moet spreker thans verklaren, gedwaald te heb
ben in zijne opvatting, dat de taxatieprijs tot grondslag
voor den verkoop gold.
De heer Heijlaerts vraagt, of er, bij eventueelen ver
koop, van gemeentewege eene andere gelegenheid bestaat,
waarin het ijkkantoor kan gevestigd worden, waarop de
voorzitter zegt, daaromtrent nog niets met zekerheid te
kunnen mededeel en.