12 October 1895. De heer Bloemarts kan zich met het gedane voorstel niet vereenigen, omdat de koopprijs hem veel te laag voorkomt. Wellicht is het een verschil van appreciatie, doch spreker wenscht zich in deze te plaatsen op particu lier standpunt, zonder vergelijkingen met andere panden te maken. Met den' voorgestelden koopprijs voor oogen, geniet de gemeente thans eene rente van dat pand van minstens 61/, °/0. Het door spreker aangevoerde argument, dat de verkoop van het pand eene verplaatsing van het ijkkantoor naar elders zou kunnen ten gevolge hebben, wil hij gaarne ter zijde stellen en aannemen, dat het ijk kantoor voortdurend in deze gemeente gevestigd blijft. Maar, zegt spreker, dan heeft de gemeente na verloop van 8 jaren denzelfden goeden huurder weer. Dat het pand bovendien zoozeer in waarde zou verminderenwan neer het Rijk dat later niet meer wenscht in te huren, kan spreker evenmin onderschrijven. Het terrein ligttus- schen twee stichtingenwier voortbestaan gewaarborgd is. Wordt de verkoopprijs gesteld in evenredigheid met de zuivere huuropbrengst, dan zal spreker daaraan zijne goed keuring kunnen schenken. De heer Sassen kan zich evenmin met den voorge stelden verkoopprijs vereenigen. Volgens eene globale berekening zou de gemeente in dit geval eene schade lijden van ƒ1500,a ƒ2000,Volgens spreker zal de juiste schade behooren te worden bijberekend en daarnaar de koopsom moeten worden bepaald. De heer Nelissen neemt aan, dat het taxaat van 6000,wat de verkoopwaarde van het pand betreft, juist is, doch het verlies der gemeente aan rente geeft dan een verschil van ƒ165,per jaar; berekend over 8 jaren, zou de koopsom bepaald moeten worden op ƒ7300, Be heer Reigersman zegt, vernomen te hebben, dat de tegenwoordige huuropbrengst is ƒ525, zuiver, hetgeen een jaarlijksch verschil geeft van ƒ345,maakt overeen tijdvak van 9 jaren, waarvoor het pand nog bij het Rijk

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1895 | | pagina 303