320
2 November 1895.
De heer Reigersman, andermaal op de urgentie dei-
zaak wijzende, stelt voor het betrokken gebouw tot weder
opzegging aan de vereeniging »Armenzorg" in huur af te
staan, onder bepaling, dat bij het eindigen der huur de
eventueele herstellingen in stand zullen blijven en aan de
gemeente in eigendom zullen overgaan, zonder dat deze
daarvoor tot eenige vergoeding zal gehouden zijn. Als
huursom of retributie, door „Armenzorg" aan de gemeente
te voldoen, wordt door spreker voorgesteld een bedrag
van ƒ5,per jaar.
Het voorstel nader toelichtende, zegt spreker, dat het
hier geldt een wezenlijk stadsbelang en daargelaten nog
de vraag, of het doel, door „Armenzorg" beoogd, succes
zal hebben, moet men het streven dier vereeniging in
ieder geval van harte toejuichen.
Het voorstel van den heer Reigersman wordt onder
steund door de heeren Heijlaerts en Scheltus en maakt
alzoo een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Scheltus verklaart, dat hij zich geheel met
het voorstel van den heer Reigersman kan vereenigen.
Spreker wijst er verder op, dat het huis, hetwelk thans
in slechten toestand verkeert, onder het beheer van
„Armenzorg" stellig beter zal worden, zoodat bijzondere
voorwaarden dienaangaande geheel overbodig moeten wor
den geacht.
De heer Reigersman wenscht er nog de aandacht op
te vestigen, dat het gebouw, bij eventueele opzegging der
overeenkomst, zal worden teruggegeven in den verbeterden
toestand en zonder schadeloosstelling.
De heer Van Dam wenscht in deze zaak geen precedent
te stellen. Ook zou spreker later niet gaarne voor het
feit staan, dat bij eene spoedige opzegging der overeen
komst, wanneer de gemeente het gebouw voor een ander
doeleinde wil bestemmen, de billijkheid zal worden inge
roepen tot het geven van schadevergoeding voor gedane
herstellingen.