326
2 Novkmbek 1895.
»10 meter van elk gebouw en van elk aan een ander toe-
»belioorend onbebouwd perceel op te trekken.
»De toegang tot genoemde hofjes moet eene breedte
»van ten minste 3 meter hebben.
»Door den gemeenteraad kan vrijstelling worden gege-
«ven van de verbodsbepalingen van dit artikel onder daarbij
«te stellen voorwaarden.»
b. In de algemeene politie-verordening voor de gemeente
Bredavastgesteld bij raadsbesluit van 14 Juli 1894,
A, n°. 8.
Artikel 11 wordt gelezen .-
Het is verboden
a. »op den openbaren weg onbespannen voertuigen
«emmers, kannen, manden, kisten of dergelijke
«voorwerpen, koopwaren of andere goederen te laten
«staantenzij met vergunning van den burgemeester
b. »in gangen, toegang gevende tot sloppen, zooge
naamde hofjes of dergelijke verzamelingen van
«woningen, eenig voorwerp te plaatsen, te laten
«staan, op te hangen of opgehangen te houden.
c. «lusschen zonsondergang en zonsopgang innietafge-
«sloten gangenpanden of erven ladderspalen of
«staken te plaatsen, te laten staan, op te hangen of
«opgehangen te houden.»
De beide voorgestelde wijzigingen waren vergezeld van
de volgende memorie van toelichting
De ondervinding heeft geleerddat bij de toepassing dei-
bepalingen van de artt. 3 en 4 der verordening regelende
de bouwpolitie zich bezwaren voordoen, waardoor, zoowel
tengevolge van de ligging der te bebouwen perceelen als
der aangrenzende panden, geene vergunning tot het bouwen
van woningen kan gegeven worden en de toepassing dier
bepalingen soms meer dan noodig is in de particuliere
belangen ingrijpt,