340
23 November 1895,
omtrent in eene openbare vergadering nadere inlichtingen
te verstrekken.
De heer Scheltus zegt, dat hem volkomen bekend is
de wijze, waarop eene voordracht voor onderwijzer tot
stand komt, doch spreker meent, dat burgemeester en
wethouders zich daarachter niet kunnen verschuilen, maar
gehouden zijn den Raad in deze alle verlangde inlichtingen
te verschaffen.
De heer Van Dam is van oordeel, dat burgemeester en
wethouders in deze geene rekening en verantwoording
aan den Raad schuldig zijn. De Raad is volkomen vrij
in de keuze, wanneer die slechts beperkt blijft tot de
voordracht. Elk lid van den Raad kan alzoo, volgens
zijn geweten, de keuze bepalen tot den candidaat, die
hem het meest geschikt voorkomt.
De heer Rombouts verklaart volkomen de zienswijze
te beamen van den vorigen spreker en wijst er nog op,
dat al de bescheiden, tot deze benoeming betrekkelijk,
ter visie hebben gelegen, zoodat elk lid van den Raad in
de gelegenheid is geweest daarvan kennis te nemen.
Alsnu wordt tot stemming overgegaan, waarvan de
uitslag is, dat worden uitgebracht 18 stemmen, waarvan
verkrijgen de heeren P. A. de Groot 14, W. A. Roovers
2 en H. H. Plasmans 4 stemmen, terwijl 1 briefje in
blanco is ingeleverd.
Zoodat tot onderwijzer aan de openbare lagere
school voor kosteloos onderwijs aan de Kloosterlaan
in deze gemeente is benoemd de heer Petrus
Antonius de Groot, thans onderwijzer te
Ulvenhout, op de aan die betrekking verbonden
jaarwedde, in te gaan met den dag zijner in
functietreding en met bepaling, dat de benoemde,
eervol ontslag verlangende, het verzoek daartoe
drie maanden te voren behoort in te dienen.