23 November 1895.
343
kan medegaan en wel voornamelijk, omdat de ligging
van liet terrein, naar sprekers meening, zich niet voor
eene regelmatige beplanting leent en alzoo niets hoege
naamd tot de verfraaiing van het Valkenberg zal bijdragen.
Ook de financieele gevolgen van het voorstel behooren
niet uit oog te worden verloren. Wanneer in het midden
een toegangsweg gemaakt wordt ter breedte van 10 meter
en de overige grond aan weerszijden als bouwgrond wordt
verkocht, zou de gemeente hierin, met het oog op de
tegenwoordige koopprijzen, een voordeel vinden van on
geveer ƒ9000,Bepaalt men zich evenwel 'alleen tot
den verkoop van den vleugel langs de zijde van het Be
gijnhof, dan zou dit voor de gemeente nog eene opbrengst
geven van plus minus 6000,Rekening houdende
met de verschillende bijkomende werken, zooals rioleering,
enz.welke eene eventueele beplanting na zich zal
slepenwordt ,hierdoor aan de gemeente eene schade
post berokkend, in het eerste geval van meer dan
10 000,en in het tweede geval van meer dan
ƒ7000,Spreker acht zich niet gerechtigd, mede te
werken tot zulke belangrijke uitgaven ten behoeve van
het Valkenberg en stelt mitsdien voor een gedeelte- van
het terrein als bouwgrond te verkoopen.
De heer Lijdsman zegt, dat hij aanvankelijk de meening
van den vorigen spreker was toegedaanom een gedeelte
van het open terrein te verkoopen, hetgeen langs de zijde
van het Begijnhof zeer gevoegelijk zou kunnen geschieden,
zonder daardoor aan de verfraaiing van het Valkenberg te
kórt te doen. Met het oog evenwel op de bepalingen der
gewijzigde bouwverordening, is spreker van zijne meening
teruggekomenomdat die bepalingen het behoorlijk mas-
keeren der zij vleugels in den weg staan.
De heer Sassen is het eens met het gesprokene door
den heer Lijdsman dat de bepalingen der bouwveror
dening eene mooie bebouwing der zijmuren in den weg
staandoch spreker kan zich niet vereenigen met eene
uitgaaf van ƒ2600 a ƒ3000 voor liet in orde brengen der